Recent heeft minister van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een beslissing moeten nemen over het vervolgtraject van twee wetsvoorstellen: de wet Vbar en de Wet BAZ. Over beide wetten is negatief geadviseerd. Toch gaat maar één wet direct terug naar de tekentafel. Hoe dat kan en wat dat betekent? We leggen het uit…
Zowel de Belastingdienst als het UWV hebben laten weten dat de Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (Wet BAZ) in zijn huidige vorm niet uitvoerbaar is. De Belastingdienst heeft hiervoor een nieuw ICT-systeem nodig en dat is er voorlopig nog niet. Het UWV heeft niet genoeg mensen, met name bedrijfsartsen, om de wet uit te voeren.
De standpunten van beide uitvoeringsorganisaties waren voor de minister afdoende om de wet opnieuw te laten bekijken voordat deze verder in procedure wordt gebracht. Op zichzelf een logische beslissing. Een wet invoeren die niet uitvoerbaar is, lijkt niet de slimste beslissing.
Over de wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (wet Vbar) heeft de Raad van State vernietigend geadviseerd. De Raad verwacht niet dat met de wet de beoogde doelstelling wordt gehaald. Met andere woorden, zij verwachten niet dat de wet bijdraagt aan duidelijkheid over de inzet van zzp’ers. Daarnaast is bij het ontwerpen van de wet onvoldoende rekening gehouden met de wens van veel zzp’ers om op deze manier in hun levensonderhoud te voorzien. Bovendien is te weinig rekening gehouden met de gevolgen voor werkgevers en pensioenfondsen.
De Raad van State gaat niet over de uitvoerbaarheid van de wet, maar toetst fundamenteler. Je zou verwachten dat bij dergelijke fundamentele kritiek de minister direct zou besluiten om het wetsvoorstel aan te passen. Maar dat is de minister vooralsnog niet van plan. Hij gaat het wetsvoorstel ‘nog eens goed bekijken’. We kunnen niet anders dan afwachten wat dat oplevert.
De minister gaat in ieder geval nog eens in gesprek met de diverse partijen die de belangen van zzp’ers en opdrachtgevers behartigen. Daarnaast wordt het oordeel van de Hoge Raad in de Uber-procedure afgewacht. In die procedure is namelijk het belang het ondernemerschap van een zzp’er aan de orde bij het beoordelen van de arbeidsrelatie; hoe zwaar weegt het ondernemerschap? Daarnaast wil de minister bekijken of het wetsvoorstel kan worden opgesplitst. Het deel van de wet dat betrekking heeft op het rechtsvermoeden zou dan wel op korte termijn kunnen worden behandeld.
We kunnen wel stellen dat de wet fundamentele gebreken heeft. Je zou dan ook verwachten dat het onmiddellijk terug wordt gestuurd naar de tekentafel. In plaats daarvan wordt er een ander traject aangekondigd. Een route die er uiteindelijk toe kan leiden dat de wet alsnog ongewijzigd naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Dat zou ongehoord zijn! Het wetsvoorstel lijdt namelijk aan het meest fundamentele uitvoeringsgebrek dat bestaat; het beoogde doel van de wet wordt totaal niet bereikt.
Onbegrijpelijk dat op zo’n lakse en ongeïnteresseerde manier wordt omgegaan met de belangen van zzp’ers. Zouden we van een minister van een partij die pretendeert te staan voor kwalitatief goed openbaar bestuur, niet meer en beter mogen verwachten?
Geen relevante artikelen opgegeven.